VIPNL en Friesland trekken samen op met het verkleien van veen

10/05/2022

Foto van banier bij de Proeftuin Groote Veenpolder


Het Veenweiden Innovatieprogramma Nederland (VIPNL) is ontstaan uit een initiatief vanuit de landelijke veenweidenregio’s. Idee daarvan is om gezamenlijk op te trekken bij de ontwikkeling van innovaties. Daarnaast was er de wens vanuit het ministerie van LNV om een landelijk consortium voor innovaties te organiseren. Eén van de thema’s binnen VIPNL is sinds dit jaar Klei in Veen.

 

Alternatief voor of aanvullend op vernatten?
Klei in Veen is zo’n innovatie. Daarbij gaat het om het inspoelen van een dun kleilaagje in de veenbodem, waardoor koolstof gebonden wordt aan de kleideeltjes. Uit lab- en veldproeven ontstaat het beeld dat inspoelen van klei een maatregel kan zijn die bijdraagt aan het afremmen van veenoxidatie. Maatregelen op landbouwgronden richten zich tot nu toe op het verhogen van slootpeilen en grondwaterstanden om het veen te vernatten en zo veenafbraak te vertragen. Vernatten is echter een uitdaging voor de bedrijfsvoering en voor het verdienvermogen van de boeren, omdat productiekosten stijgen en opbrengsten dalen. Verder is vernatten niet overal goed mogelijk. Tenslotte lijkt vernatten niet voldoende emissie-reductie te kunnen leveren afgezet tegen de doelstelling. In die zin kunnen water- en bodemmaatregelen mogelijk aanvullende werking hebben, zodat meer CO2-emissie wordt bespaard dan met maar één van die maatregelen.

 

Laboratorium resultaten met perspectief
Sinds 2018 zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de werking en mogelijkheden van Klei in Veen. Naast lopende proeven in laboratoria met veen en klei uit Zuid-Holland, Utrecht en Fryslân, zijn in er daar ook praktijkproeven gestart waarbij op beperkte schaal kleine hoeveelheden klei via inspoeling in veengrond zijn gebracht. De eerste resultaten en ervaringen bieden perspectief om deze maatregel nu verder te ontwikkelen in landelijk verband.

 

Demovelden in Friesland
Fryslân ontwikkelt volop mee met demovelden in Delfstrahuizen en vanaf dit jaar ook in de Groote Veenpolder van Weststellingwerf. In Delfstrahuizen is het demoveld in 2020 al aangelegd. Met een uitvoerig monitoringsplan worden de belangrijkste onderzoeksvragen beantwoord, zoals: Welke klei-eigenschappen bepalen de effectiviteit van deze maatregel op verschillende veentypen?  Welke klei-type en -dosering geeft een optimale reductie van de CO2-emissie? In welke frequentie moet klei worden aangebracht en hoe kunnen Klei in Veen en grondwaterstandverhoging elkaar aanvullen?

 

VIPNL Klei in Veen 2022 van start
In april waren alle betrokken partijen voor de Friese VIPNL Klei in Veen aanwezig in Joure om de stand van zaken door te nemen. Onderzoekers van het Louis Bolk Instituut, Universiteit Utrecht en van het NOBV (Nederlands Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden) namen de deelnemende melkveehouders van Delfstrahuizen en Groote Veenpolder, de betrokken loonwerker, grond- en slibmensen en medewerkers van Veenweide Fryslân & Zegveld mee in hun presentaties. VIPNL Klei in Veen gaat in Fryslân en Zegveld, evenals in andere veenweide-provincies in Nederland, in 2022 los met onderzoek tot en met 2024. Onderzoek wordt ingericht en vindt plaats op meerdere veldlocaties en meetsites. Van die meetsites zijn er maar twee in Nederland, in Zegveld en in Delfstrahuizen in Fryslân, waar het NOBV die jaren de CO2-emissies uitgebreid gaat meten. De komende jaren worden verder allerlei andere zaken op demovelden van Klei in Veen gevolgd, zoals landbouwopbrengsten kwantitatief en kwalitatief, vocht en grondwater, de indringing in de bodem van de klei, invloed op de draagkracht, invloed op waterafstotendheid van veen, invloed op de waterkwaliteit, op de bodembiodiversiteit en meer.

 

Zilte bagger als variant van klei-toepassing
In Fryslân wordt nog een variant van klei als bodemmaatregel onderzocht binnen VIPNL, namelijk de invloed van zout op de veenafbraak. Zoute bagger is afkomstig vanuit het Waddengebied waar die structureel vrijkomt om vaargeulen bevaarbaar te houden en havens toegankelijk. Uit literatuuronderzoek blijkt dat er aanwijzingen zijn dat zout de binding van koolstof door lutum (de kleideeltjes) positief kan beïnvloeden. In het onderzoek in Fryslân wordt dit nu verder beproefd, onderzocht en gevolgd met zoute bagger, zout en ontzilte bagger.

 

Resultaten onderzoek VIPNL en uitrol daarna
De VIPNL-onderzoeken Klei in Veen in heel Veenweide-Nederland lopen minstens tot en met 2024. Resultaten en rapportage zijn op z’n vroegst in de loop van 2025 te verwachten. Vanuit de klimaatopgave voor veenweiden in Nederland is bepaald dat die in 2030 samen 4 megaton CO2-emissie moeten hebben bespaard, door zowel water- als bodemmaatregelen tezamen.

Praktisch gezien, wanneer de resultaten de komende jaren het huidig perspectief bevestigen kan er na 2025 gestart worden met de brede toepassing. Dit is niet alleen een opgave voor veenweiden in Nederland maar ook voor grondprojecten, waar de klei en bagger met de juiste kenmerken vrijkomen. Is er voldoende volume voorhanden voor die toepassing in die paar jaren? Of moeten we nu al depots gaan inrichten terwijl we nog niet exact weten welke kwaliteitseisen er gesteld worden aan de klei en bagger? Daarnaast is het nog uit te vinden op welke manier die grondstromen van in heel Nederland naar de veenweidegebieden toe gedirigeerd kunnen worden. Voor de bodemmaatregel Klei In Veen wordt daarom niet alleen onderzoek gedaan naar CO2-emissies in veld en laboratorium, maar zijn ook nu al de grondstromen zelf, de verwerking daarvan en de logistiek onderwerp van experimenten en onderzoek. De hele ‘carbonfootprint’ van deze bodemmaatregel, dus emissiebeperking en logistieke uitdagingen, wordt in kaart gebracht.